Perceptie van dieren
Dieren zien hun omgeving anders dan mensen doen, al zijn vergelijkingen niet uit te sluiten. Ze bekijken hun habitat vooral functioneel en zorgen ervoor dat hun keuze van verblijfplaats alle noodzakelijke levensaspecten omvat. Zo nodig verplaatsen ze zich daarvoor tussen verschillende gebieden of verblijven ze tijdelijk op specifieke plekken, afhankelijk van hun mobiliteit.
Een verstedelijkte omgeving is vergelijkbaar met de rotspartijen van een gebergte met daartussen valleien, kloven en plateaus evenals andere afwisselende terreinstructuren zoals bossen, grotten en plassen. Als je een strak ontworpen modern appartementsgebouw vergelijkt met een monumentaal historisch gebouw dan wordt snel duidelijk dat de perceptie door dieren grote verschillen toont en in het laatste geval beter beantwoord aan de vele structuurvereisten van een soorthabitat. Deze vaststelling vormt één van de uitgangspunten van een natuurinclusief bouwconcept. Uitgaande van de kansen, mogelijkheden en opportuniteiten worden elementen geïntegreerd die voor tal van soorten dienstig kunnen zijn.
Structuur, materiaalgebruik, opbouw en concept zijn bepalende uitgangspunten maar aansluitend daarop kunnen ook andere aspecten een doorslaggevende rol spelen zoals toegankelijkheid, temperatuur, vochtigheid, ruimte en kleur.
Bouwtype
In principe komen alle soorten gebouwen en infrastructuren voor natuurinclusieve toepassingen in aanmerking. Dat begint al bij het berghok en hondenhok en eindigt bij grote bouwwerken en infrastructuren. Zowel nieuw- en vernieuwbouw als bouwrenovatie en -restauratie bieden mogelijkheden, zij het elk op hun eigen wijze. Hieronder volgt een kort overzicht van bouwstructuren die voor natuurintegratie in aanmerking komen.
1. Laagbouw als dan niet met woonfunctie
2. Bedrijfs- en nutsruimte
3. Hoevegebouw
4. Hoogbouw
5. Schuur, stal en hok
6. Ruïne en bouwrestant
7. Infrastructuur
8. Restruimte
9. Monumentaal gebouw
10. Verhardingen (straat, terras, parking, oprit, …)
In- of opbouw
Of iets er tussenin? Smaken verschillen en vaak doet het er ook niet toe. Maar hou steeds rekening met de habitatvereisten wanneer je een bepaalde soort of soortengroep voor ogen hebt. Doorgaans bepaalt de bouwstructuur wat al dan niet mogelijk is – al dan niet los van wat jij of de architect / ontwerper conceptueel vooropstelt.
Terugblikkend naar de tijd waarin de term “natuurinclusief” nog niet was uitgevonden, zien we dat dieren gewoon gebruik maakten van wat hen zondermeer aangeboden werd. Een gat, spleet, spouw, nis of andere ruimte volstond om als nestplek, schuilplaats of verstop te dienen. Los van wat er nog te rapen viel zoals voedsel, water en warmte. Onze moderne bouwtechnieken laten letterlijk en figuurlijk weinig ruimte voor dieren. Het geheel komt potdicht te zitten.
Kortom: bestudeer de mogelijkheden om (extra) ruimte te voorzien voor dieren. Zelfs voor soorten die je minder graag in huis hebt. Door hen specifieke plaatsen toe te wijzen waar ze weinig of geen kwaad kunnen, voorkom je dat ze zich alsnog toegang verschaffen tot plekken waar je ze liever niet ziet. Vanuit die redenering kun je kiezen om faunavoorzieningen volledig in te bouwen en enkel een toegangsopening vrij te houden ofwel tegen een bestaande structuur aan te brengen of slechts gedeeltelijk in te passen.
Materiaal
De aard van een bestaande of in de bouwstructuur gecreëerde ruimte wordt bepaald door het bouwmateriaal. Bij nieuwbouw of vervanging kan evenwel met enkele noodzakelijkheden rekening worden gehouden zoals beschikbaarheid aan ruimte, de mogelijkheid om zich vast te hechten en het voorkomen dat dieren aan schadelijke stoffen dan wel aan structuren die hen kunnen kwetsen of strikken worden blootgesteld. Bekijk ook hoe bestaande ruimten toegankelijk kunnen worden gemaakt, bv. door een voeg weg te halen of een gat te boren.
Hout en houtbeton worden het meest gebruikt voor geprefabriceerde faunavoorzieningen. Houtbeton is veruit de meest duurzame keuze in nestkasten, maar niet de meest ecologische. Het is een mengsel van houtvezel en beton. Het biedt een goede isolatie, zorgt voor een stabiele temperatuur, werkt vochtregulerend, ademt en beschermt door zijn sterkte beter tegen roofdieren. De grove structuur zorgt bovendien voor een goed hechting bij het in- en uitkruipen. Het is evenwel niet altijd en overal toepasbaar. Vooral voor (middel)grote constructies wordt het algauw te zwaar.
Bij het gebruik van hout is de houtsoort en -kwaliteit ervan van groot belang. Hiertussen zitten grote verschillen, die bepalen hoe lang een voorziening meegaat. Hout kan (ecologische) verf, olie of spuitkurk worden afgewerkt. Spaanderplaten zijn doorgaans het minst duurzaam en dat geldt evenzeer voor bepaalde multiplex-soorten. De houtsoort speelt eveneens een rol. Vaak wordt vuren of andere naaldhoutsoorten toegepast zoals lork en douglas. Ideale houtsoorten zijn acacia/robinia, eik en lork/lariks. Belangrijk is dat onbehandeld en ongeschaafd dan wel niet te glad hout wordt gebruikt. Wij adviseren hout dat afkomstig is van duurzaam bosbeheer (bv. FSC- of PEFC-gecertificeerd).
Structuur
In Nederland wordt voor bepaalde faunavoorzieningen een normering gebruikt. Die geeft richting aan de aard van een faunavoorziening en legt een aantal voorwaarden op. Los van deze context is het belangrijk dat een soort(groep)gerichte voorziening aan de ecologische vereisten tegemoetkomt. De afmetingen en bouwstructuur moeten min of meer juist zitten maar ook aan de klimaatvereisten beantwoorden. Bovendien is het noodzakelijk om de constructie op gepaste wijze te integreren zowel in de (bouw)infrastructuur als in de omgeving.
Afwerking
Een goede afwerking oogt niet alleen mooi maar zorgt er ook voor dat dieren zich niet kwetsen. Vooral insectenvoorzieningen bezondigen zich nogal eens aan een onzorgvuldige afwerking bv. doordat invlieggaten rafelig zijn of onvoldoende diep.
Niet alles werkt
Vaak vraagt het enige experimenteertijd en bijsturing alvorens een concept werkzaam is. Mogelijk bemerkt men pas na jaren dat een ontwerp niet of onvoldoende werkt, waarna het weer uit de handel verdwijnt of niet langer wordt toegepast. Anderzijds worden bepaalde concepten willens nillens aangehouden niettegenstaande men weet dat ze niet bruikbaar zijn. Vaak vind je die nutteloze elementen in totaalconcepten voor insecten terug zoals insectenhotels waarin nestkastjes voor vlinders en gaasvliegen worden voorzien of waarin allerlei materialen zoals dennenappels en hooi/stro als verstopplaats moeten dienen. Variatie bevordert de verkoop, maar niets meer. Wees daarom alert voor nepoplossingen en onaangepaste concepten.