1313-faunahuis-logo-430x550-dgrn
Totaalconcepten
Natuurinclusief bouwen omhelst meer dan wat faunavoorzieningen aanbrengen. Natuurinclusiviteit betekent “met inbegrip van de natuur”. Dat maakt dat “natuurinclusief bouwen” op zijn beurt kan worden gedefinieerd als “rekening houden met de natuur in bouwprojecten en infrastructurele gebiedsontwikkelingen”. Het aftasten van de mogelijkheden om natuurelementen en structuren te integreren in een ontwikkelingsproject, gebeurt al in de verkennings- en initiatiefase. Het vertaalt zich concreet in het (voor)ontwerp- en de inrichtingsfase en het resultaat wordt verder opgevolgd in de beheer- en monitoringfase.
Totaalconcepten
Natuurinclusief bouwen omhelst meer dan wat faunavoorzieningen aanbrengen. Natuurinclusiviteit betekent “met inbegrip van de natuur”. Dat maakt dat “natuurinclusief bouwen” op zijn beurt kan worden gedefinieerd als “rekening houden met de natuur in bouwprojecten en infrastructurele gebiedsontwikkelingen”. Het aftasten van de mogelijkheden om natuurelementen en structuren te integreren in een ontwikkelingsproject, gebeurt al in de verkennings- en initiatiefase. Het vertaalt zich concreet in het (voor)ontwerp- en de inrichtingsfase en het resultaat wordt verder opgevolgd in de beheer- en monitoringfase.

Natuurinclusief bouwen omvat een brede waaier aan mogelijkheden. Faunavoorzieningen kunnen zowel gericht worden ingezet als in een totaalconcept worden toegepast. © Provincie Gelderland

 

 

Integrale aanpak

Een totaalconcept uitwerken, betekent dat de biodiversiteitsontwikkeling als een opgave wordt meegenomen in het gehele planconcept. Dat maakt dat alle mogelijkheden worden afgetoetst en dat alles wat noodzakelijk én uitvoerbaar is, wordt meegenomen. De inrichting beperkt zich dus niet tot individuele ingrepen, maar omhelst meerdere elkaar aanvullende – zeg maar noodzakelijke – maatregelen in, aan, om of op gebouwen alsook in de direct aangrenzende of – beter nog – in de ruimere omliggende private en openbare ruimte, met als doel de biodiversiteit substantieel te ondersteunen en te versterken. Bijvoorbeeld door zich niet te bepekten tot het creëren van nestgelegenheden, maar ook aandacht te geven aan groene gevels en natuurdaken op gebouwen, te kiezen voor inheemse beplanting en een ecologisch beheer van tuinen en plantsoenen.  Door ecologisch groen af te stemmen op werkzame structurele voorzieningen komt een volwaardig ecosysteem tot stand.

Faunavoorzieningen staan niet op zich en maken deel uit van een (sub)urbaan ecosysteem dat ruimer is dan de initiële locatie.

 

 

Multifunctionele faunavoorzieningen

Sommige faunavoorzieningen dienen om verschillende diersoorten – al dan niet van eenzelfde soortengroep – naar eenzelfde locatie te lokken. De zogenaamde “habitatpaal” is daarvan een gekend voorbeeld maar dat geldt evenzeer voor bijvoorbeeld een “insectenhotel”.

Een habitatpaal (links) is erop gericht soorten van verschillende diergroepen zoals vogels, zoogdieren en insecten aan te trekken, terwijl een insectenhotel (rechts) zich toespitst op soorten van eenzelfde groep zoals diverse insecten of diverse bijensoorten. © Faunus Nature Creations (links) en Pieter van Breugel (rechts)

 

 

Het is niet zozeer de hoeveelheid faunavoorzieningen dan wel de totaalwerking van het geheel van maatregelen dat bepalend is voor het succes. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om een muur vol te proppen met vleermuiskasten als aan de randvoorwaarden voor een goed functioneren niet wordt of kan worden voldaan. Bedenk eveneens dat bepaalde soorten niet bij elkaar passen en daardoor eerder als ecologische val functioneren (predator vindt prooi > specht bij insectenhotel) dan als veilige thuishaven. In zulke gevallen moet een keuze worden gemaakt of de nodige veiligheidsmaatregelen worden ingebouwd. Een ruime(re) spreiding van voorzieningen is soms beter dan een geconcentreerde inrichting, hoewel het ene het andere niet hoeft uit te sluiten. Uitzonderingen vormen kolonievormende soorten waarvoor grote en/of ruim bemeten faunavoorzieningen nuttig dan wel noodzakelijk kunnen zijn. In bepaalde gevallen kan het vanuit esthetisch of educatief oogpunt leuk zijn om een veelheid aan elementen aan te brengen maar ecologisch gezien is dit vaak niet noodzakelijk en contraproductief. Bovendien verzwaart het onnodig de bouwkost en worden daardoor mogelijk ingrepen achterwege gelaten die nuttiger zijn.

Voorbeeld van een gierzwaluwenwand waarbij het visuele aspect prominent aanwezig is (Utrecht-Idenburg – links), tegenover een meer geïntegreerde bijna onzichtbare constructie (Leidsche Rijn Utrecht – rechts). © Gierzwaluw

Inspelen op mogelijkheden

Faunavoorzieningen kunnen gewild of ongewild deel uitmaken van gebouwen. Vaak zijn er reeds elementen aanwezig die mits behoud ervan als schuil- of nestplek kunnen dienen. Denk maar aan een nis die deel uitmaakt van een historische bouwconstructie ofwel ontstaat nadat bij verbouwing een balk uit een muur is gehaald. Dergelijke nis muurholte kan ook opzettelijk in het metselwerk worden voorzien of door het inmetsen van een fauna-nissteen worden gecreëerd. Vier mogelijkheden die elk dezelfde functionaliteit hebben. Het is enkel een kwestie van creativiteit en aandachtig en gericht uitkijken naar opportuniteiten.

Wie handige is of inventief kan op die manier ook zelf een habitatpaal of -wand creëren, bijvoorbeeld door een houten plaat voor een afgebrokkelde muurinsprong te plaatsen of een balk met insectengaten in de muur in te werken.

Ook bouwstructuren die andere functies dienen zoals een steunpaal, een poort, een overstek, een omheining of een berghok kunnen als basis voor diverse faunavoorzieningen dienen o.a. voor tal van houtbewonende insecten. In en rond het Faunahuis vind je verschillende voorbeelden hiervan. Kijk vooral uit naar resthoekjes en -kantjes die o.m. rond dakkapellen, dakoverstekken, balkons, vensterbanken en andere (voor)uitstekende muur- en dakelementen aanwezig zijn.

Deze site gebruikt cookies