1313-faunahuis-logo-430x550-dgrn
Wetgevend en planologisch kader
Het soortenbeschermingsrecht in Vlaanderen is, door de rechtspolitieke verwaarlozing, lange tijd onder de radar gebleven. Er is weliswaar regelgeving, maar door de gebrekkige handhaving heeft die weinig tot geen belang. Het ontbreekt bovendien aan begeleiding onder de vorm van voorlichting en kennisvoorziening van de regelgeving. Vooral gebouwbewonende diersoorten zijn hiervan de dupe. Ze verkeren nochtans in een erg kwetsbare positie wanneer er werkzaamheden aan gebouwen of vergelijkbare infrastructuur worden uitgevoerd.
Wetgevend en planologisch kader
Het soortenbeschermingsrecht in Vlaanderen is, door de rechtspolitieke verwaarlozing, lange tijd onder de radar gebleven. Er is weliswaar regelgeving, maar door de gebrekkige handhaving heeft die weinig tot geen belang. Het ontbreekt bovendien aan begeleiding onder de vorm van voorlichting en kennisvoorziening van de regelgeving. Vooral gebouwbewonende diersoorten zijn hiervan de dupe. Ze verkeren nochtans in een erg kwetsbare positie wanneer er werkzaamheden aan gebouwen of vergelijkbare infrastructuur worden uitgevoerd.

Natuurinclusieve wetgeving

Het concept van ‘natuurinclusief bouwen’ is in al onze buurlanden al goed ingeburgerd, maar België blijft in deze achterop. Nochtans zijn heel wat diersoorten, in al onze gewesten, via wetgeving beschermd. In Vlaanderen gebeurt dat d.m.v. het ‘Soortenbesluit’ – voluit het ‘Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer’ van 15 mei 2009. Daarin zit ook de uitvoering van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn vervat die de bescherming van een aantal Europees belangrijke diersoorten moet verzekeren.

De rust- en verblijfplaatsen van veel gebouwbewonende diersoorten, waaronder ook vrij algemene soorten zoals huismussen en zwaluwen, zijn door het Soortenbesluit jaarrond beschermd. Door deze regeling kunnen gebouweigenaren – in theorie – vrijwel niets aan hun gebouw doen zonder nadrukkelijk rekening te houden met de beschermde soorten. Er bestaat evenwel geen juridisch kader dat richting geeft aan de uitvoering van deze basiswetgeving ten opzichte van gebouwbewonende diersoorten. Integendeel: het Soortenbesluit voorziet in een ruimtelijke voorrangsclausule voor de soorten met enkel Vlaamse relevantie (= categorie 1). Dat betekent dat de verbodsbepaling geen beperkingen mag inhouden die de ruimtelijke ontwikkeling tegenhoudt (artikelen 11 en 15). Additioneel kan ook een afwijking worden verleend om redenen van economische, sociale of culturele aard, of vanwege lokale of regionale bijzonderheden.

Deze clausule is echter geen vrijgeleide voor diegene die activiteiten wenst uit te voeren. Er zal nog steeds rekening moeten worden gehouden met de “natuurzorgplicht” (artikel 14) en de “natuurtoets” (artikel 16) uit het ‘Decreet Natuurbehoud’. Deze zijn immers niet onderhevig aan enige ruimtelijke voorrangsclausule en van toepassing over het gehele grondgebied, ook buiten de groene gewestplanbestemmingen. Op basis van de zorgplicht zal de initiatiefnemer ervoor moeten zorgen dat de ingreep zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor de aanwezige fauna en flora. Op basis van de natuurtoets moet de overheid ervoor zorgen dat door het toelaten van een activiteit geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan eventueel door enkel onder voorwaarden een vergunning toe te staan.

Verbodsbepalingen

Het Soortenbesluit stelt een verbod in om de nesten van beschermde vogelsoorten of de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van andere beschermde diersoorten dan vogels opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen. Onder nesten worden begrepen de bewoonde nesten, de nesten die in aanbouw zijn als voorbereiding op het komende broedseizoen, alsook de nesten die in de regel jaar na jaar tijdens het broedseizoen hergebruikt worden (artikel 14, § 3). Het verbod vermeldt ook de rustplaats. Dit zijn alle plaatsen die essentieel zijn voor het behoud van een dier of een groep van dieren als ze niet actief zijn, ook al wordt die plaats niet permanent gebruikt. Onder de voortplantingsplaats moet worden verstaan alle plaatsen die door een dier worden gebruikt om te paren en zich voort te planten, alsook de onmiddellijke omgeving van die plaats, als die nodig is voor de eerste levensfasen van de jongen van dat dier.

Voor een overtreding moet steeds sprake zijn van opzet (artikel 11), tenzij het om een Habitatrichtlijnsoort gaat, want dan is ook het onopzettelijk vernielen of beschadigen van de voortplantingsplaatsen of de rustplaatsen verboden.

Inbreuken vermijden

Wanneer een inbreuk op de verbodsbepalingen onvermijdbaar is en er geen vrijstelling is voorzien, dan betekent dit niet noodzakelijk het einde van een project. In laatste instantie kan worden teruggegrepen naar een ontheffing. Daarvoor moet voldaan zijn aan drie cumulatieve voorwaarden, nl.:

  1. er moet een inhoudelijke reden voorhanden zijn: deze zijn terug te vinden in artikel 20 (§1 en §2) van het Soortenbesluit;
  2. er bestaat geen alternatieve bevredigende oplossing;
  3. er wordt er geen afbreuk gedaan aan de instandhoudingsdoelstellingen.

Het is mogelijk om de beslissing tot het verlenen van een afwijking te integreren in andere vergunningen, ontheffingen of plannen.

In bepaalde gevallen kunnen mitigerende maatregelen verhinderen dat er een inbreuk wordt gemaakt op de beschermingsvoorschriften, waardoor men niet moet voldoen aan de strikte afwijkingsvoorwaarden. Mitigerende maatregelen kunnen ervoor zorgen dat de effecten van een activiteit worden voorkomen of beperkt. Een mitigerende maatregel kan eruit bestaan dat (nieuwe) nestkasten worden opgehangen om de nestplek die verdwijnt tijdelijk te ondervangen. In dat geval moet de alternatieve verblijfplaats in kwantiteit en in kwaliteit overeenkomen met datgene wat verloren gaat. Pas wanneer de soort vrijwillig verhuist naar de nieuwe kasten, dan kunnen de oude nesten worden afgebroken zonder dat hierbij sprake is van een inbreuk op de verbodsbepaling. Dat kan evenwel pas wanneer de verhuis effectief en succesvol heeft plaatsgevonden. Pas dan is er sprake van een mitigerende maatregel. In de praktijk wordt vaak niet gewacht totdat de soort de nieuwe stek heeft aanvaard, waardoor de regel overtreden wordt.

Mitigeren of compenseren

Mitigerende maatregelen zijn maatregelen die vooraf de negatieve effecten van een project moeten voorkomen of verminderen. Ze zorgen ervoor dat de betrokken beschermde soort(en) tijdens de ingreep kunnen blijven voortbestaan in hun leefgebied en al die tijd de ecologische functionaliteit behouden blijft. Deze maatregelen zijn dus eerder tijdelijk van aard, in afwachting van een herstel van de oorspronkelijke habitatsituatie of realisatie van compenserende maatregelen elders.

Compenserende maatregelen moeten ervoor zorgen dat de soort op de langere termijn behouden blijft door de verloren waarden binnen de planzone te herstellen/compenseren of door elders – al dan niet buiten het oorspronkelijk leefgebied – nieuw leefgebied te creëren of bestaand habitat te versterken.

In beide gevallen kunnen faunavoorzieningen hier integraal deel van uitmaken. Wie het aanbod aan voorzieningen overloopt zal zien dat bepaalde fabrikanten “tijdelijke voorzieningen” aanbieden als mitigerende maatregel; dit in afwachting van natuurherstel waarin als compenserende maatregel nieuwe “permanente voorzieningen” worden ingepland. Compenserende maatregelen komen niet in aanmerking als mitigerende maatregelen. Als compenserende maatregelen moeten worden getroffen, houdt dit immers per definitie in dat de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats niet kan behouden blijven.

Gluren bij de (Noorder)buren

In Nederland heeft men al langer ervaring met deze materie. Er zijn enkele mechanismen ontwikkeld om flexibiliteit te creëren. Die zorgen ervoor dat onder de daar van toepassing zijnde ‘Wet natuurbescherming’ niet altijd een ontheffing nodig is voor handelingen met gevolgen voor beschermde soorten. Men gebruikt hiervoor gedragscodes en provinciale verordeningen.

Voor veel voorkomende werkzaamheden is er een vrijstelling mogelijk van de verbodsbepalingen, indien de initiatiefnemer handelt conform een goedgekeurde gedragscode. Het moet gaan om handelingen in het kader van bestendig beheer of onderhoud, bestendig gebruik en ruimtelijke ontwikkeling of inrichting. De inhoud van de codes verschilt naargelang het onderwerp, de sector en het detailniveau. Zo bestaat er ook een gedragscode ‘Natuurinclusief renoveren’. Deze zorgt voor een eenvoudige, snelle en voorspelbare handelswijze om soorten te beschermen tijdens verbouwing- en renovatieprojecten. In de code worden zowel de soorten ten aanzien waarvan de vrijstelling wordt gevraagd beschreven alsook de wijze waarop verstoring wordt voorkomen. Vlaanderen heeft maar weinig ervaring met gedragscodes.

Sommige gedragscodes verwijzen naar kennisdocumenten. Die zijn terug te vinden op de website van BIJ12 onder Natuur en landschap bij Onderwerpen > Kennisdocumenten Soorten – Natuurbescherming.

Daarnaast kunnen de provinciale staten een vrijstelling verlenen van de verbodsbepalingen middels een provinciale verordening. Dergelijke verordening of regeling omschrijft voor welke verbodsbepalingen, handelingen en voor soorten een vrijstelling geldt. In voorkomend geval moet er geen aparte ontheffing worden aangevraagd. Een provinciale verordening is in het geval van Nederland een interessant instrument, omdat er rekening kan worden gehouden met regionale verschillen. De staat van instandhouding van een soort is immers niet in elke provincie hetzelfde.

Belang van een inventarisatie van gebouwbewonende soorten

Een “soortentoets” vloeit niet rechtstreeks voort uit de beschermingsbepalingen van het Soortenbesluit, maar ligt besloten in het zorgvuldigheidsbeginsel uit het Natuurdecreet. Wanneer blijkt dat beschermde soorten op een planlocatie aanwezig zijn, moet er bij de planvoorbereiding worden nagegaan wat de gevolgen ervan zijn op de aanwezigheid van beschermde soorten en moeten de nodige maatregelen worden opgenomen om schadelijke gevolgen te voorkomen of te beperken.

De overheid wordt geacht grondeigenaren in te lichten over het voorkomen van een beschermde soort op hun perceel en wat de gevolgen zijn naar het grondgebruik toe. Voor zowel de initiatiefnemer als de overheid is het daarom belangrijk om te weten of er beschermde soorten voorkomen in het projectgebied. Daarom moet worden gewerkt aan een register dat op gemeentelijk niveau consulteerbaar is bij het verlenen van vergunningen. In Nederland gebuikt men daarvoor onder meer de verspreidingsgegevens van specifieke planten- en diersoorten uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) – een soortendatabase van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). De Nederlandse overheid heeft ook een “effectenindicator” en een “maatregelenindicator soorten” ontwikkeld. De effectenindicator geeft een indicatie van de kans op schadelijke effecten op beschermde soorten door activiteiten; de maatregelenindicator soorten geeft de standaardmaatregelen weer waarvan grotendeels vaststaat dat zij schadelijke effecten kunnen voorkomen of verminderen. De Natuurpunt-website www.waarnemingen.be kan in de toekomst een indicatief hulpmiddel zijn om te weten of er beschermde soorten waargenomen zijn in de buurt van het plan- of projectgebied of op een specifieke locatie.

Op basis daarvan kunnen vergunningsverleners beperkingen en voorwaarden opleggen en mitigerende of compenserende maatregelen voorzien.

Meer weten

Deze site gebruikt cookies